Houtskool maken
July 14, 2022Week van het basisinkomen
September 20, 2022In de eerste blog onderzochten we vooral hoe efficiënt ODA was: de officiële ontwikkelingshulp door regeringen. In deze tweede blog kijken we naar Ngo’s, de niet-gouvernementele organisaties. Hoe goed besteden zij het geld dat ze ontvangen?
Deel 2: niet-gouvernementele organisaties
Onze wetenschappelijk specialist René Heeskens zit bovenop het nieuws over ontwikkelingswerk en basisinkomen. In deze blog een verslag van de zoektocht naar het antwoord op de vraag: “Hoeveel geld van ontwikkelingshulp komt nu echt bij de armen terecht?”
“Hoeveel geld van ontwikkelingshulp komt nu echt bij de armen terecht?”
Naast de ontwikkelingshulp door regeringen van landen, geven ook particulieren en bedrijven geld aan ontwikkelingsprojecten. De totale omvang van deze ontwikkelingshulp is kleiner dan ODA. Volgens schattingen was de totale omvang van ODA in 2015 131,4 miljard dollar, terwijl de totale private ontwikkelingshulp in 2015 44,6 miljard dollar bedroeg. Het overgrote deel van deze private ontwikkelingshulp komt voor rekening van Amerikaanse ontwikkelingsorganisaties, namelijk 31 miljard. De VS zijn het enige DAC-land waarvan de private ontwikkelingshulp groter in omvang is dan de officiële ontwikkelingshulp door de regering.
De meeste private ontwikkelingshulp wordt gegeven via Ngo’s, zo’n 53% in 2015.
Daarnaast zo’n 20% via bedrijven, 16% via stichtingen en 11% via ‘overig’. Daarnaast besteden regeringen zo’n 16% van hun ODA budget via Ngo’s. Voor een klein deel is dit structurele steun (3%) voor de Ngo’s, maar voor het overgrote deel houden de regeringen een bepalende invloed op waar het geld naar toe gaat.
Ontwikkelingshulp door Ngo’s in Nederland
Wat zijn de cijfers voor Nederland? Goede Doelen Nederland (GDN) schat de totale inkomsten van de organisaties die zich inzetten voor internationale hulp en mensenrechten en die bij hen of het CBF-keurmerk zijn aangesloten in 2020 op 1.438,5 miljoen. Dit is inclusief de overheidssubsidies die zij krijgen. Een rapport van de onderzoekers van de Radboud Universiteit heeft zoveel mogelijk alle Nederlandse ontwikkelingsorganisaties in kaart gebracht en komt uit op een totaalbedrag van ruim 2,3 miljard in 2017. Zij vonden maar liefs 366 ontwikkelingsorganisaties In Nederland.
Inkomsten
Zoals al gezegd ontvangen deze ontwikkelingsorganisaties een deel van hun inkomsten van de overheid. Voor de organisaties aangesloten bij GDN en het CBF is dit zelfs de grootste inkomstenbron, 546,3 miljoen, meer dan een derde van het totaal. Op de tweede plaats komen particuliere donaties: 394,3 miljoen. Bedrijven doneerden 42,5 miljoen. Verdere inkomsten waren er onder meer van moeder- en zusterorganisaties - 276,5 miljoen - en loterijen – 78,5 miljoen.
In de periode die de onderzoekers van de Radboud Universiteit hebben onderzocht, 2010 – 2017, is een belangrijke verschuiving opgetreden in de inkomsten van ontwikkelingsorganisaties.
De hoogte van de inkomsten en uitgaven is in de periode 2010-2017 gelijk gebleven, maar de overheidssubsidies zijn sterk verminderd. Deze vermindering is gecompenseerd door een stijging van de inkomsten uit eigen fondswerving en andere baten. De onderzoekers concluderen:
Gevolg is dat veel Ngo’s een dagtaak hebben aan hun zoektocht naar een balans tussen op- en neergaande inkomstenbronnen.
Het komt erop neer, dat fondsenwerving meer tijd kost. En ook is het zo, dat de overheidssubsidies vroeger een stabiele bron van inkomsten waren. Nu die weg zijn gevallen, is het elk jaar onzekerder hoeveel inkomsten er zullen zijn. Daardoor kost ook het plannen en het maken van een sluitende begroting (inkomsten en uitgaven in balans) meer tijd.
Hoe wordt het geld besteed?
Wat kunnen we er nu over zeggen hoe goed deze overheidssubsidies, donaties en overige inkomsten worden besteed? Het blijkt moeilijk te zijn om hier inzicht in te krijgen. Er is te weinig informatie om hier echt een oordeel over te kunnen vellen.
In het rapport van Goede Doelen Nederland wordt een onderverdeling gemaakt in drie bestedingscategorieën: (1) doelbesteding, (2) werving, en (3) organisatie (beheer en administratie).
De ontwikkelingsorganisaties gaven 91% uit aan doelbesteding, 6% aan wervingskosten, en 3% aan beheer en administratie. Dit geeft de indruk – 91% aan doelbesteding – dat het geld goed wordt besteed. Echter, doelbesteding kan weer onderverdeeld worden in verschillende activiteiten: (directe) diensten en hulpverlening (87%), voorlichting en bewustwording (5%), onderzoek (1%), lobby en belangenbehartiging (6%), overig (1%). Dus, 87% van 91% wordt uitgegeven aan (directe) diensten en hulpverlening, dat is 79%. Maar betekent dit dat 79% van de donaties echt bij de armen terecht komt in de vorm van goederen en diensten? Nee, dat betekent het niet.
Om te beginnen omdat projecten op heel verschillende doelen zijn gericht:
niet alleen op armoedebestrijding, maar bijvoorbeeld ook op mensenrechten, democratie, emancipatie van minderheden of tegengaan van klimaatverandering. Heel veel projecten zijn dus niet gericht op directe verbetering van de (materiële) levensomstandigheden van de mensen die in armoede leven.
Ook is er geen sectorbrede informatie beschikbaar over hoe de hulp wordt besteed.
Om meer inzicht te krijgen moeten we dus kijken naar wat individuele organisaties zelf rapporteren. Maar ook dat geeft geen duidelijk beeld.
Hoge operationele kosten
Kijken we bijvoorbeeld naar het Oxfam Novib jaarverslag 2020-2021, dan staat hierin dat 94,2% van de 173,3 miljoen aan totale uitgaven zijn besteed aan bestrijding van armoede en ongelijkheid, 4,5% aan fondsenwerving en 1,3 aan administratie- en beheerkosten. Maar die 1,3% administratie- en beheerkosten zijn alleen de algemene administratie- en beheerkosten van de organisatie. De personeels- en administratiekosten van de projecten zelf zijn hierbij niet meegerekend. Kijken we bijvoorbeeld verder in het jaarverslag, dan is te lezen dat er 42,6 miljoen is uitgegeven aan personeelskosten, 32,2 miljoen aan kantoorkosten en algemene uitgaven, en nog eens 9,2 miljoen aan publiciteit en communicatie. Deze drie posten samen zijn dus al 84 miljoen, oftewel 46% van de totale uitgaven.
Andere organisaties presenteren hun uitgaven op eenzelfde manier.
Hivos, bijvoorbeeld, geeft aan in 2020 54,1 miljoen, dat is 95% van de inkomsten van 61,5 miljoen, aan haar doelen en programma’s te hebben besteed. Maar elders in het jaarverslag is te lezen dat er 19 miljoen is uitgegeven aan personeelskosten, en dat de totale operationele kosten 36,2 miljoen bedroegen, maar liefst 59% van het totale budget.
Toename van personeel
Het rapport van de onderzoekers van de Radboud Universiteit heeft ook gekeken naar de uitgaven voor personeelskosten. In het algemeen zou mogen worden verwacht dat organisaties streven naar een beperking van de eigen kosten. In het rapport wordt echter geconstateerd dat het aantal betaalde medewerkers bij ontwikkelingsorganisaties in de periode 2010 – 2017 fors is toegenomen van 6.771 naar 9.001, terwijl de inkomsten ongeveer gelijk zijn gebleven. Hierbij moet echter wel worden aangetekend dat de personeelskosten niet evenredig zijn gestegen.
Dat de uitgaven voor personeel veel minder zijn gestegen dan het aantal medewerkers, is met name te verklaren door overheveling van personeel naar de veldkantoren in ontwikkelingslanden.
Omdat lokaal personeel daar goedkoper is, kan het aantal personeelsleden stijgen zonder een (evenredige) stijging van kosten. Om weer Oxfam Novib als voorbeeld te nemen: van de 1.452 personeelsleden van Oxfam Novib waren er in 2017 321 gestationeerd in Den Haag en 1.131 in ontwikkelingslanden. En van deze 1.131 medewerkers was 93,6% lokaal personeel.
Impact onduidelijk
Al met al krijgen we met al deze cijfers inzicht in het feit dat een groot deel van de inkomsten van ontwikkelingsorganisaties naar personeel-, kantoor- en andere organisatiekosten gaat, waarbij het kan gaan om meer dan 50% van het totale budget. Maar hiermee hebben we nog steeds geen goed inzicht gekregen in de impact en efficiëntie van de hulp. De onderzoekers van de Radboud Universiteit schrijven dan ook in hun rapport:
Tot slot zegt de huidige analyse nog niets over de gevolgen van die veranderingen [in financiële inkomsten en uitgaven] voor de organisaties zelf, voor de mensen die er werken en voor de partnerorganisaties en mensen in ontwikkelingslanden met en voor wie de Nederlandse Ngo’s werken.
Duidelijkere uitspraken doet een andere onderzoeker, Hans R.J. Sluijter. Hij stelt in zijn boek uit 2016 getiteld Waarheidsvinding en ontwikkelingssamenwerking, dat van goede doelen feitelijk alleen een juiste administratieve verantwoording wordt gevraagd, ook door keurmerken, die niets zegt over de feitelijke output en impact. De onmogelijkheid om heldere informatie te vinden doet hem uitroepen:
Ontwikkelingssamenwerking is als een ufo. Output is klaarblijkelijk overal aanwezig maar het wordt steeds aangetoond door iemand met een wazige camera.
Benchmarking
Een andere manier om inzicht te krijgen in de relatieve effectiviteit van ontwikkelingsprojecten is benchmarking, waarbij de resultaten van verschillende projecten met dezelfde kosten per persoon met elkaar worden vergeleken. GiveDirectly heeft in samenwerking met USAID enkele van zulke onderzoeken uitgevoerd. In een project in Rwanda werd bijvoorbeeld een scholings- en werkbegeleidingsprogramma voor jongeren (Huguka Dukore) door USAID vergeleken met unconditional cash transfers (UCT) door GiveDirectly, met gelijke kosten per persoon. De conclusie van de onderzoekers was dat de kosteneffectiviteit van het UCT-project beter was.
In sum, over the 18 month horizon, youth benefited more from cash grants than from Huguka Dukore program across a range of indicators central to beneficiary economic welfare (…)
Er zijn echter nog te weinig benchmarkonderzoeken uitgevoerd om op basis daarvan stellige uitspraken te kunnen doen over de effectiviteit van onvoorwaardelijke cash transfers in vergelijking met andere projecten.
GiveWell
Ondanks al de moeilijkheden zijn er enkele organisaties die proberen de impact en efficiëntie van ontwikkelingsorganisaties met elkaar te vergelijken. GiveWell is hierin de voorloper. In het volgende deel van deze serie, geven we een samenvatting van hun bevindingen.
René Heeskens